Democratische schijnoppositie (De Groene Amsterdammer, 19 januari 2007)

Terwijl een ruime meerderheid van de Amerikanen het nieuwe Irak-plan afwijst, blijven de Democraten om electorale redenen verdeeld. Het is de oorlog van Bush en het moet zijn oorlog blijven.

DOOR Peter Vermaas

NEW YORK – Henry Kissinger heeft George W. Bush weer aan het lezen gekregen. In een interview op cbs liet de Amerikaanse president afgelopen zondag weten dat hij op aanraden van de legendarische oud-minister en veiligheidsadviseur uit de jaren zeventig is begonnen aan een historische verhandeling over de uitputtingsslag die Franse regeringstroepen zo’n vijftig jaar geleden in Algerije leverden. De ‘historische parallel’ was de moeite waard, zou Kissinger tegen de president hebben gezegd. Bush las A Savage War of Peace: Algeria 1954-1962, geschreven door de Brit Allistair Horne. Sinds vorig jaar een nieuwe paperback van de bestseller uit 1977 op de Amerikaanse markt verscheen, vindt het boek naar verluidt vooral in militaire kringen gretig aftrek. Het Amerikaanse leger ziet zich weliswaar niet als een koloniale bezettingsmacht en de Iraakse opstandelingen voeren in hun optiek geen onafhankelijkheidsoorlog, maar de overeenkomsten tussen ‘Irak’ en de Franse pogingen om de opstandelingen in het evengoed islamitische Algerije onder de duim te krijgen zijn treffend.

Ook in eigen huis heeft Bush dat inmiddels ontdekt. Zoals de Fransen in de Vierde Republiek zich destijds na aanhoudende berichten over martelingen afkeerden van de oorlog in Noord-Afrika, zo hebben de Amerikanen op hun beurt in ruime meerderheid geen enkele fiducie meer in de strijd in Irak. ‘Soms ben je commander-in-chief, soms ben je educator-in-chief, en in tijden van oorlog ben je het heel vaak allebei’, zei Bush in het televisie-interview dat voor de verandering en bij hoge uitzondering werd opgenomen in de presidentiële helikopter en voor de open haard van zijn vakantiehuisje in Camp David. Hij vindt dat hij het Irak-plan gewoon moet blijven uitleggen.

Het decor mag veranderd zijn, de president blijft gewoon zichzelf. Op cbs verzekerde hij dat zijn plan het enige juiste is en dat hij ondanks alle kritiek zal doorzetten. Dat de oorlog in Irak in eigen land niet erg populair is, interesseert hem niet. ‘Als mensen een zondebok zoeken, dan ben ik dat. Ik heb de beslissingen genomen. (…) Ik ga niet mijn principes aanpassen om populair te worden’, zei hij. ‘Ik ben werkelijk niet het soort man dat gaat zitten en zegt: “O, gosh, ik maak me zorgen om mijn erfenis.”’

Afgezien van het eindoordeel in de geschiedenisboeken doet die erfenis er politiek ook niet erg veel toe. Bush heeft zijn twee termijnen als president erop zitten en hoeft zich dus geen zorgen te maken over de opvolging. Ook geen van zijn kabinetsleden overweegt zich te kandideren bij de presidentsverkiezingen van november 2008. Vaak steunt een afzwaaiende president bij verkiezingen zijn vice-president, maar de oude en omstreden Dick Cheney heeft wat dit betreft geen ambitie. Ook minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice is geen realistische gegadigde voor het oval office. Bush hoeft zich van het morrende Amerikaanse publiek dus niets aan te trekken. De Republikeinen mogen dankzij hem de Congresverkiezingen van november verloren hebben, anders dan de Democraten heeft Bush zelf die verkiezingen nooit als een ‘referendum over Irak’ beschouwd.

Bij de Democraten ligt dat anders. Daar warmt inmiddels een handvol senatoren en oud-senatoren zich op voor de eerste primaries. En hoewel vrijwel alle prominente partijleden voorstander zijn van een gefaseerde terugtrekking van de troepen bestaat er grote verdeeldheid over de meest wenselijke aanpak. Bovenal willen de twee waarschijnlijkste Democratische presidentskandidaten zich niet de toorn van de krijgsmacht op de hals halen. Hillary Clinton reisde op de dag dat ze eigenlijk in de Senaat aanwezig had moeten zijn bij een hoorzitting over Bush’ voorstel zelf naar Irak om de troepen een hart onder de riem te steken. En senator Barack Obama begon ieder commentaar afgelopen week met de mededeling dat de Amerikaanse troepen in Irak ‘fantastisch werk’ verrichten en hebben verricht.

Maar hoe nu verder? Wat is de beste strategie?

Een deel van de Democraten gaat er eenvoudigweg van uit dat de laatste verkiezingen duidelijk hebben laten zien dat de Amerikanen de oorlog in Irak beu zijn en dat het de taak van het nieuwe Congres is om Irak terug te geven aan de Irakezen en de Amerikaanse troepen langzaam maar zeker terug te trekken. Slagen de Democraten er níet in om Bush te stoppen, redeneren zij, dan zullen ze immers alle in 2006 verworven stemmen van zwevende of partijloze kiezers in 2008 weer kwijt zijn.

Afgevaardigde John Murtha, een vertrouweling van speaker Nancy Pelosi, is een representant van deze groep. De afgelopen dagen zei hij ervan overtuigd te zijn dat de Democraten met steun van een aantal Republikeinen in het Congres een meerderheid zouden vinden om het sturen van nieuwe troepen tegen te houden door de financiering daarvan niet goed te keuren. Hij zal hiervoor deze week zelf wetgeving indienen. Murtha wordt hierin gesteund door de invloedrijke actiegroep MoveOn.org, die de Democraten in november via telefonische marketing aan vele duizenden extra stemmen hielp. Directeur Eli Pariser benadrukte in The New York Times dat alle Democraten die in november zetels wonnen, gekozen werden ‘op een mandaat om het land uit de puinhoop in Irak terug te halen’. President Bush zegt overigens dat dit niet mogelijk is omdat de extra 21.000 manschappen uit de al goedgekeurde begroting voor 2007 betaald kunnen worden. Sowieso stemt het Congres volgende maand over honderd miljard dollar extra voor de oorlog. Maar dat was al bekend vóórdat Bush zijn nieuwe plannen aankondigde.

Los daarvan heeft de fanatieke Murtha domweg niet de steun van alle Democraten. Dat bleek al toen hij afgelopen november niet verkozen werd tot meerderheidsleider. De machtige senator Carl Levin, de nieuwe Democratische voorzitter van de commissie die over de strijdkrachten gaat, verwacht dat alleen ‘symbolisch’ tegen Bush’ plan gestemd zal worden. Zijn collega Ted Kennedy heeft een stemming aangevraagd waarin de nieuwe aanpak, en dus de president, louter wordt afgekeurd. Bindend is zo’n stemming niet. Maar het voordeel van deze aanpak is dat de Democraten zich afzijdig kunnen houden en kunnen verwijzen naar de blunderende solistische president. Het is Bush’ oorlog, redeneren deze Democraten, en het moet Bush’ oorlog blijven. Als het Congres financiële middelen weigert om de troepenuitbreiding te kunnen uitvoeren, dan kunnen Republikeinen in de aanloop naar de verkiezingen te gemakkelijk naar de Democraten wijzen: doordat die de middelen hadden tegengehouden om Irak te stabiliseren, is de situatie in 2007 nóg verder uit de hand gelopen.

Wat dat betreft zijn veel Democraten niet geheel ontevreden dat Bush het rapport van de Iraq Study Group terzijde heeft geschoven. Belangrijke aanbevelingen uit dat rapport – een geleidelijke terugtrekking en overleg met Syrië en Iran – worden weliswaar gedeeld, maar als de president het advies integraal had overgenomen, dan waren de Democraten te gemakkelijk medeverantwoordelijk geworden. De studiegroep was immers samengesteld uit prominente leden van zowel Republikeinse als Democratische huize.

Voorlopig zullen de Democraten dus niet met een daadwerkelijk alternatief voor het Irak-beleid van president Bush komen. Hoe lang ze dat kunnen volhouden is de vraag. Ook aan Republikeinse zijde proberen de eerste presidentskandidaten zich te profileren. Zo vergeleek Rudy Giuliani de onrust in Bagdad met de criminaliteit die hij begin jaren negentig als burgemeester van New York trachtte te bestrijden. Hij zei er niet bij dat in Bagdad ook na de troepenversterking van Bush nog altijd minder geüniformeerde ordehandhavers rondlopen dan er op dit moment politieagenten in New York zijn.

Serieuzer zijn de optredens van senator John McCain. De senator uit Arizona steunt de president en probeert dezer dagen de Democratische schijnoppositie door te prikken. cnn-anchorman Larry King stelde hem de vraag of dit niet schadelijk is voor zijn eigen presidentiële ambities. Vietnam-veteraan McCain: ‘Ik verlies liever een campagne, dan een oorlog.’

© Peter Vermaas / De Groene Amsterdammer


About this entry